Om een foto te maken is licht nodig. Hoeveel? Dat kan de camera uitrekenen. En je kunt zelf sturen door de juiste instelling te kiezen. De keuze maak je, afhankelijk van hoe je wilt dat de foto er uit gaat zien.

Er zijn drie elementen die samen de hoeveelheid licht bepalen. Ze noemen dit ook wel de belichtingsdriehoek. De uiteindelijke belichting van de foto wordt bepaald door een samenspel van (1) het diafragma, (2) de sluitertijd en (3) de ISO lichtgevoeligheid. Dit wordt voorgesteld als een driehoek waarbij elk element een hoek inneemt en een effect heeft op de uiteindelijke belichting. In mijn training leer je al deze combinaties toe te passen.

belichtingsdriehoek

Het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Hoe kleiner de diafragma opening, hoe minder licht de sensor kan bereiken. (Lees hierover meer bij scherpte – diepte.) De sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor valt. Maar hoe langer de sluitertijd, hoe groter de kans op bewegingsonscherpte is omdat je zelf nooit helemaal stil staat. Het laatste element, de ISO lichtgevoeligheid, bepaalt hoe sterk het licht dat op de sensor valt moet worden versterkt. Bij weinig licht, kun je door de ISO-waarde omhoog te schuiven, dus toch voldoende licht hebben voor je foto. Ook hier zit een addertje onder het gras, hoe groter de ISO waarde, hoe groter de kans op digitale ruis (puntjes) op je foto.

Een wijziging van één van de instellingen heeft direct gevolgen voor de weergave van de foto. Ik kan je met je eigen camera alles leren over wanneer je welke keuzes je kunt maken.

TERUG naar leer fotograferen in de praktijk